Ze was gewoon grijs; een fabel over transformatie
Gastblog door Phileausofie
Het was een miezerige grijze dag in het woud dat Accretio heet. “Grijs, altijd maar die grijze lucht”, verzuchtte olifantje At Sibi. ”Geen wonder dat niemand mij ziet staan… Ik weet zelf niet eens waar ik naar kijk als ik naar beneden of naar boven kijk, het ziet er allemaal maar het zelfde uit.” En nu ze er beter over nadacht: eigenlijk was het al tijden zoals het was. Iedereen deed waar ie goed in was en wat hij of zij leuk vond en zo hielden ze de boel in het dorpje draaiende.
Ze was gewoon grijs, saai onopvallend grijs… vond ze zelf, al was ze daar altijd tevreden over geweest. Ze heette dan wel At Sibi, wat op zich best duur klonk, ze was de enige met twee namen, maar iedereen noemde haar gewoonweg Atje. Alle dieren om haar heen hadden wel iets bijzonders. Cura, de mier, blonk uit doordat zij altijd meteen de verantwoordelijkheid nam bij nieuwe problemen en dan ook direct innovatieve ideeën had. Devota, de kitten, was natuurlijk gewoon enorm schattig in al haar pluizigheid, iedereen liep met haar weg, hoe kon je ook anders als je in die twinkelende oogjes van d’r keek. Ze vond het ook heerlijk om anderen te helpen en je kon haar dan van verre horen spinnen van plezier.
Gloria, de majestueuze adelaar, met zijn glanzende veren waarop het zonlicht weerkaatste. De man die altijd resultaatgericht was. Buiten dat leek hij altijd precies aan te voelen waar er tijd voor vernieuwing en succes was.
Adelais, de oester, leek in eerste opzicht misschien wat introvert, maar als ze uit haar schulp kroop was ze iemand die altijd van niets iets moois wist te maken. Nu het olifantje er even over nadacht, ze had Adelais al een lange tijd niet gezien. Die was op een dag vertrokken op retraite, om na te denken over haar eigen zijn, maar ze was sindsdien niet meer gezien. Daar moest ze Calogerus, de stille, wijze uil, maar eens naar vragen vandaag.
At Sibi kon niet zoals Adelais iets bijzonders maken van zomaar iets, en al helemaal niet van zichzelf, ze was alleen maar grijs… zonder talenten. Ze was nog liever zo onzichtbaar als een oester, maar dan in ieder geval met een intrigerende binnenkant. Een binnenkant die anderen nieuwsgierig maakte. Gelukkig was ze zich nu bewust van deze wens, in tegenstelling tot haar eerdere jaren.
Bij Calogerus kon iedereen terecht. Hij was met recht een wijze uil, die ook verbijsterend kalm bleef wanneer de andere dieren met elkaar door het bos renden omdat ze niet meer wisten wat ze moesten doen. En ook al zat zijn deur vaak dicht, want hij was nu eenmaal gesteld op zijn privacy, je mocht altijd aankloppen voor advies of raad.
Fides, de ree was op zich al mooi om naar te kijken, als je d’r zag, want ze vond het soms eng om in beeld te zijn. Ze liet haar mooie, waakzame ogen schichtig door de ruimte vliegen, alsof ze bang was voor iets dat maar niet kwam. Op de momenten dat je iemand nodig had, dan kon je op haar vertrouwen.
Dan was er nog de vlinder Cassus. “Och”, zuchtte At Sibi diep… wat zou ze graag zijn zoals Cassus. Hij was vluchtig en licht, maar altijd vrolijk. Als je even in een diep dal zat dan was hij er om je op te beuren.
En de leeuw, Dux, die over iedereen waakte en altijd de kracht en strijdlust had om voor alle dieren die er woonden te vechten, te vechten voor leven.
En dan was daar het olifantje… ze was nog niet eens groot, of volwassen, ze wilde nog van alles worden. Iemand waarvan alle andere dieren zouden denken: jeetje moet je eens zien wat dat kleine grijze beestje is uitgegroeid tot iets moois. Ze wilde zo graag iedereen binden, zorgen dat iedereen goed met elkaar overweg kon, ze wilde erbij horen, iemand zijn. Maar tegelijkertijd juist niet zichtbaar zijn… Als je de andere dieren zou vragen: “wat vind je van At Sibi?” Dan was het antwoord vaak: “tsja rustig, maar wel altijd heel geïnteresseerd in hoe het met je gaat als je dan toch eenmaal met haar in gesprek bent”.
Bedroefd en wanhopig kroop ze aan het einde van de dag haar slaapholletje in. “De wereld is zo groot, ik ben nog zo klein, ik overzie het allemaal nog niet zo en ik wil het zo graag goed doen voor iedereen… Hoe ga ik dat morgen nou eens anders doen?”
Na een nacht woelen in haar bedje van lijsterbesbladeren had At Sibi er genoeg van, ze wilde niet langer dromen en hopen wie ze zou kunnen worden of zijn. Ze wilde iemand zijn, ze wilde er staan, en dan niet miezerig saai grijs, maar sterk grijs, of misschien zelfs antraciet, dat klonk krachtig.
Ze snoof een keer flink de koude herfstlucht op door haar slurf en liep richting het huis van de uil. Hij kon haar zeker en vast vertellen hoe ze moest worden wie ze wilde zijn.
Voor dag en dauw trommelde ze alle andere dieren bij elkaar. Zelfs met het slaap nog in hun ogen keken ze allemaal verbaasd naar At Sibi. Waar kwam deze vastberadenheid ineens vandaan? Dit waren ze niet van haar gewend. Door de plotselinge wenteling van At Sibi haar gemoedstoestand waren ze allemaal enorm benieuwd wat ze te zeggen had. At Sibi keek onzeker de groep rond, d’r slurf hing wat ongemakkelijk naar de grond. “Jongens… ik heb vannacht zo liggen denken hè, we doen met zijn allen iedere dag ons ding, maar zou het een idee zijn om vandaag eens een keer wat anders te doen, iets nieuws? Allemaal eens uit onze comfortzone stappen en eens te kijken wat we eigenlijk nog meer in huis hebben?” Om At Sibi heen werd driftig geschuifeld en gefluisterd. “Wat anders dan anders”, riep Cura de mier? “Maar ik heb nog allemaal werk liggen?!”. “Veiligheid boven alles!” riep Fides. “Ja, en ik moet nog nadenken over moeilijke vragen waar ik het antwoord nog niet goed op weet”, sprak Calogerus. “Hoe moet ik jullie allemaal beschermen als ik zomaar anders ben?”, bulderde Dux… “Rustig” riep At Sibi, “jongens het is maar voor één dag…”.
At Sibi probeerde niet te laten merken dat haar buik vol kriebels zat. Was dit nu allemaal wel zo slim geweest? Ze keek wat ongemakkelijk naar beneden en liet haar slurf om een gevallen eikeltje heen draaien.
Net op dat moment keek Cassus naar At Sibi, en ze zag de oude vertrouwde vertwijfeling. Cassus wachtte geen seconde en riep: “Ik vind het een fantastisch idee en ik heb wel zin in verandering, wie weet waar het ons brengt! We hoeven toch geen mogelijkheden onbenut te laten die gewoon voor onze voeten op de grond liggen?” Devota lag net in een kattengevecht met haar staart toen ze Cassus iets hoorde zeggen over verandering. Haar staart werd direct totaal oninteressant en ze schoot hen te hulp. “Nou ik ben het wel met Cassus en Atje eens, we kunnen toch best eens wat nieuws proberen?”
“Mijn idee, laten we met z’n allen op trektocht naar Temet Nosce, het grote Ven. Men zegt dat hij een soort van magische krachten bezit. Het schijnt dat als je daarin kijkt, je kan zien wie je ten diepste van binnen bent”, fluisterde Atje bijna onhoorbaar. “Maar je weet toch wie je bent”, riep Dux, “jij bent Atje, past je gemakkelijk aan, altijd tevreden en tegen iedereen vriendelijk”. “En daarbij”, voegde Fides toe, “Temet Nosce schijnt niet heel eenvoudig te vinden te zijn. Is de zoektocht door het woud Accretio zonder risico’s?”. Atje zei fluisterend “..ik wil het graag… ik heb het gevoel dat het goed voor ons is. Kan het niet zo zijn dat we er allemaal van groeien, dat we elkaar beter leren begrijpen en dat de tocht ons harmonie brengt? Daarbij, ik heb Adelais al heel lang niet meer gezien, wie weet komen we haar onderweg nog tegen”. “Goed, duidelijk, we gaan”, sprak Gloria efficiënt.
Schoorvoetend stemden uiteindelijk alle dieren in, mits ze echt aan het einde van de dag terug zouden zijn zodat ze hun normale bezigheden weer op konden pakken, want die waren immers niet ineens gedaan als zij zich een dag aan hun taak zouden onttrekken. Binnen een uur had de hele bups de spullen voor de trektocht bij elkaar gezocht, Dux droeg natuurlijk het leeuwendeel van de pakkelarie, hij was immers de sterkste en de leider, maar hij probeerde uit alle macht niet voortdurend vooraan de stoet te lopen. Het was immers Atje haar idee. De tocht door het woud Accretio naar Temet Nosce was donkerder dan gedacht. De takken van de zwarte stammen reikten ver over het pad naar elkaar toe en leken elkaar te willen grijpen. Af en toe struikelde er iemand over een boomwortel of viel iemand door een plotseling gat in het pad. Het was niet makkelijk, maar ja, blijkbaar moest je wat over hebben voor een blik in het magische Ven.
Na wat een oneindigheid aan tijd leek, kwam het gezelschap eindelijk aan bij het water. De bomen eromheen vormden een rozet en boven ‘t Ven was de lucht helder blauw. Het leek de dieren bijna aan te moedigen: “Toe maar, kijk maar eens in die poel!”
Alle acht stonden ze starend om ’t Ven heen. Ieder zag er het zijne in, ieders reflectie was anders, en ieder dier zag zijn kracht maar ook zijn eigen tekortkomingen. Het Ven zelf lag er stil bij, iedereen staarde, maar niemand durfde een poot of snavel te verroeren. Zo, in de windstilte, met de gevallen herfstbladeren die op het wateroppervlak dreven, leek Temet Nosce niet zo veel meer voor te stellen. De equivalent van een gebroken spiegel… Je ziet jezelf, maar slechts fragmenten, en je weet niet hoe je die fragmenten in elkaar moet leggen om jezelf te vormen. At Sibi, die normaal altijd af zou wachten wat de andere dieren zouden voorstellen, welke wijze woorden of gedachten zij hadden bedacht. Woorden of gedachten die zij, voor haar gevoel, nooit zou kunnen bedenken.
De olifant bewoog tot haar eigen verbazing ineens en verbrak de bijna hypnotiserende catatone sfeer die er hing. Waarom ze het deed weet ze nog steeds niet, maar ze brak met haar slurf door het wateroppervlak en nam intuïtief een flinke teug. De andere zeven dieren keken met ogen als schotels naar de kleine olifant, die ineens zo gedecideerd handelde. “Wat doe je NU?!” piepte Fides ineens angstig. “Ja”, zei At Sibi, “we kunnen wel blijven staren, hopen dat we iets moois zien… maar de bodem zien we niet, en als we iets willen vinden dan moeten we toch naar die bodem, door die doodse spiegel heen”. At Sibi begreep niet waar ze de kracht vandaan haalde, maar ineens wist en voelde ze dat dit goed was, dat dit was wat ze moest doen. Ze zoog nog een keer, en plots zat er iets aan haar slurf vast.
Gebiologeerd keken de andere dieren toe terwijl At Sibi de slurf uit het water trok…. Aan het einde van haar slurf zat een lelijke, vieze, met algen bedekte platte kei. “Dit is niet goed!” riep Cura uit. “Nou als dat is wat de bodem te bieden heeft, dan hebben we hier niets te zoeken”, zei de adelaar Gloria resoluut. “Nee”, zei de Calogerus de uil, “wacht even… geef At Sibi wat ruimte”. Voorzichtig legde At Sibi de kei op de kant, alsof ze al wist dat het een schat was. Ze wist als geen ander dat men de dingen niet altijd op de buitenkant moet beoordelen. Met haar slurf veegde ze over de platte kei… “Het is Adelais!!” riep Gloria met een krijs uit.
De oester, die zeven dieren niet hadden gezien en ook eigenlijk niet hadden willen zien, bevatte een parel. “Stille wateren hebben diepe gronden”, verzuchtte de vlinder Cassus, die normaal niet zo zwaar op de hand was.
Om de beurt keken de dieren in de oester, en de reflectie van de parel was zo anders dan wat ze in ‘t Ven hadden gezien… De mier zag acceptatie, erkenning en mogen rusten na het harde werken. Devota zag de poes die ze zou worden die ook zonder hulp te geven aan anderen, zichzelf kan zijn. De adelaar zag zichzelf zittend op een nest, geduldig, open voor wat komen gaat. De uil zag dat hij kon vertrouwen op dat alle informatie, ruimte en tijd al ter beschikking is. Fides zag zichzelf vol moed, sterk en zeker van zijn pad, grazend in de zon. De vlinder zag zichzelf rustig mijmerend op een tak met aandacht voor zowel de prachtige als minder fijne kanten van het leven. Dux zag een leeuw die zijn kwetsbaarheid durfde te laten zien. De oester besefte dat ze dan wel van de modderige bodem kwam maar nu in al haar bijzondere schoonheid op de kant lag en ze ervaarde verbinding met zichzelf.
En At Sibi? Zij zag zichzelf, groots en grijs, opvallend, een olifant als geen ander, ze hoefde niemand te worden, ze was iemand, ze was At Sibi en dat was meer dan goed genoeg, ze werd gezien in haar daadkrachtige grijs. Ze kon na deze transformerende dag zichzelf erkenning geven. Ze ziet zichzelf nu.
I. | Mier: | Cura | (zorgvuldigheid) |
II. | Kitten: | Devota | (aanhankelijk) |
III. | Adelaar: | Gloria | (reputatie of invloed dankzij succes) |
IV. | Oester: | Adelais | (nobel) |
V. | Uil: | Calogerus | (goede oude leeftijd) |
VI. | Ree: | Fides | (loyaliteit) |
VII. | Vlinder: | Cassus | (frivool) |
VIII. | Leeuw: | Dux | (leider) |
IX. | Olifant: | At Sibi | (zoekend naar zichzelf) |
Woud: | Accretio | (groei) | |
’t Ven: | Temet Nosce | (ken uzelf) |
Deel je reactie op het fabel in het commentaarveld hieronder om anderen te inspireren!
Om mijn dankbaarheid voor je input te tonen, stuur ik jou het E-book:
‘van zelfafwijzing naar zelfwaardering in 4 stappen’
Zo brengen we samen meer begrip en compassie in onze wereld.
Bedankt voor je aandacht!
Op jouw groei!

Ongelooflijk,heb jij dat echt zelf bedacht.? Ben trots op jou,maar dat was ik toch al.
Psychologisch goed doordacht!
Dank voor het compliment. Ik zal het doorgeven want de eer is helaas niet aan mij. Het gastblog is geschreven door Phileausofie. Ik heb in het psychologische deel wel meegedacht. Dank voor je reactie!
Bedankt voor het compliment 🙂
Het lijkt wel een sprookje. Wat een prachtige vondst om niet alleen op een vernieuwende manier de negen typen heel snel inzichtelijk te maken, maar ook de weg naar je kern! Dankjewel voor deze heldere inspiratie!!
Dank voor je reactie Magda. In sprookjes en fabels werden vroeger via de verhalende traditie wijsheden overgebracht aan anderen.
Dat is wat Phileau hier zo mooi heeft vormgegeven. Ik ben haar hier erg dankbaar voor. Deze vorm past prachtig bij de verhalende traditie waarin ik geschoold ben.
Dit betekent zoveel als dat ik graag luister naar jouw verhaal omdat jij de wijsheid al in je hebt.
He Vick,
Wat een mooi verhaal, inderdaad lijkt het een sprookje! Boeiend om te lezen en tegelijkertijd ook nog inzicht krijgen in de negen verschillende types en hun groeimogelijkheden. Dank voor deze inspirerende tekst, compliment aan jullie beiden!
Dank voor je reactie. Groeiprocessen blijven inderdaad boeien(d). Ik zal het compliment doorgeven aan Phileausofie.